Komeet 64P/Swift-Gehrels

Komeet 64P/Swift-Gehrels

Ontdekking:
L. Swift (29 februari 1820-5 januari 1913) van de Warner sterrenwacht te Rochester, New York, was bezig met een zoektocht naar nevels toen hij een komeetachtig object ontdekte op 17 november 1889 (17.13). De positie was zeer dicht bij Xi Pegasi en hij beschreef het als “zeer zwak, groot, een beetje langwerpig”. Hij schatte de magnitude op +10. Swift verklaarde dat er gedurende de volgende 30 minuten geen beweging was gedetecteerd and hij vermoedde dat het een van de twee nevels was die William Herschel ontdekte nabij deze ster aan het einde van de 18e eeuw. De positie die Swift echter had gevonden kwam daar niet mee overeen. Hij observeerde het object later opnieuw op 17 november (17.99) en bemerkte dat het object was verplaatst, waarna hij een bericht van ontdekking verzond.

Tijdens de 1889-1890 ontdekkingverschijning werd de initiele ontdekking gedaan een maand nadat de komeet de aarde het dichtst was genaderd en ongeveer twee weken voor het perihelium (dichtste nadering tot de Zon). Tijdens het tweede deel van november 1889 beschreven waarnemers de komeet als zwak, met een geleidelijke toename naar het midden toe. De coma was 3-4 arcminuten groot. De komeet werd zwakker gedurende december en de coma diameter verminderde tot 2 arcminuten. De komeet werd het laatst waargenomen op 22 januari 1890 (22.24).

De eerste parabolische ban werd berekend door K. Zelbr met gebruikmaking van posities an 17, 20 en 22 november. Hij bepaalde de perihelium datum als 11.03 december 1889. De eerste elliptische baan werd berekend door Zelbr met gebruikmaking van posities genomen in de periode van 19 november tot en met 9 december. Hij bepaalde toen een perihelium datum van 30.13 november en een periode van 6.91 jaar. In de jaren volgend op de verdwijning van de komeet, berekenden J.R. Hind (1891) en J. Coniel (1896) periodes van respectievelijk 8.53 en 8.92 jaar. Coniel gaf als onnauwkeurigheid een periode van 0.9 jaar op. Hierdoor konden geen juiste efimeriden voor de volgende terugkeer worden bepaald en werd de komeet niet teruggevonden.
Nadat een tweede periodieke komeet werd ontdekt door Swift in 1895, werd deze komeet officieel komeet “Swift 1″ genoemd.

Herontdekking:
Op 8 februari 1973 (8.29) vond de Nederlandse astronoom Tom Gehrels (21 februari 1925-11 juli 2011) op een plaat, genomen met de 122cm Schmidt telescoop van Mount Palomar, een zwak object waarvan de baan aan Swift’s verloren komeet gelinkt kon worden. Hij schatte de magnitude op +19 en beschreef de komeet als diffuus met een afmeting van 30 arcseconden, met scherpe
condensatie, maar geen staart. Gehrels bevestigde de ontdekking op 9 februari (9.30).

Baanbepaling:
Na de herontdekking van de komeet kon B.G. Marsden een baan publiceren op 16 februari. Hij verklaarde dat de komeet vermoedelijk een korte periode had, omdat een parabolische baan impliceerde dat de komeet al in augustus ontdekt had moeten zijn. Hij nam een excentriciteit van 0.56 aan en verkreeg een perihelium van augustus 1973, met een perihelium afstand van 1.51 AE en een inclinatie van 9 graden. Met gebruikmaking van 6 posities kon Marsden een meer precieze elliptische baan berekenen welke op 28 februari werd gepubliceerd. Het perihelium bleek 29.77 augustus 1972 en de periode was 8.43 jaar. Marsden bemerkte een overeenkomst tussen deze baan en die van de verloren periodieke komeet Swift 1. Hij gebruikte 22 observaties van Swift 1, welke tussen 1889-1890 waren verkregen, en herbepaalde de baan. Hij gebruikte toen de verstoringen van Jupiter tot Pluto en bepaalde vervolgens de baan tot 1973. Het resultaat
was een perihelium van 30.25 augustus en een periode van 8.38 jaar. Verdere observaties maakten het mogelijk voor Marsden om een nieuwe perihelium datum van 31.09 augustus te bepalen met een periode van 9.23 jaar.

Marsden zei dat de komeet Jupiter dicht is gepasseerd in 1910 (0.7AE) en 1924 (1.0AE) en dat de komeet gunstige perihelium passages moet hebben gehad in september 1935 en december 1944, welke zouden hebben geresulteerd in een maximale helderheid van 14-15.

De terugkeer in november 1981 was een gunstige verschijning, vrijwel identiek vaan die van 1889. Komeet 64P bleek niets aan helderheid te hebben verloren. Hij werd ook door Nederlandse waarnemers waargenomen, die hem beschreven als een vrij grote, diffuse nevel van magnitude +9.5 tot +10.

De komeet is ook geobserveerd in 1991, 2000 en 2009.

Ik heb de komeet op 16 oktober visueel proberen waar te nemen, maar niet kunnen vinden. Wel heb ik 1 waarneming gevonden op deepskylog van 15 oktober 2018 door David Vansteelant met een 300mmF4 Orion optics Newton op 120x vergroting. Hij schatte de magnitude op 10.1. Zie hier de waarneming, ik hoop dat er nog meer gaan volgen:

Fotografisch heb ik de komeet wel kunnen vastleggen:

Opnamedatum: 15 oktober 2018
Telescoop: 200mmF5 ASH carbon newton op astrosystems.nl montering
Camera: ZWO ASI174MM cooled (-25C)
Autoguiding: off axis met Lodestar SXV/PHD2.6
Corrector: ES HR
Filters: Baader 1.25” UV/IR block
Belichting: 120s (gain: 200). Voor de GIF animatie is gebruik gemaakt van opnamen van 1815-1815UTC
Acquisitie & pre-processing: Nebulosity4
Post-processing: Photoshop CS6
Imagescale: 1.13″/pixel